
In het gras van een gewone dag
stond hij
een jongen op een oorlogsbunker
alsof hij daar altijd had gestaan
op wacht voor iets wat niemand meer verwachtte
Zijn haren dansten
als vlaggen zonder natie
zijn stem brak zacht
door het beton van het verleden
Hij zong
en de lucht hield haar adem in
Wolken trokken langs als granaten
uit een vergeten strijd
maar gevuld met licht
met wat je zou wensen
voor wie je liefhebt
Zwevend
als gedachten
die nooit tot daden kwamen
Hij dirigeerde de hemel
met open armen
alsof hij wist
hoe vrede klonk
en hoe je haar moest sturen
Onder hem de bunker
een litteken van steen
maar hij stond erop
alsof het niets was
alsof je op alles kunt staan
als je maar zingt
Mensen hielden hun pas in
of fietsten net iets langzamer
Een glimlach viel als regen
op hun gezichten
En even, heel even
was de wereld een lied
dat we bijna kenden