
Mijn vrouw, o muze van prosecco
en patatas bravas
zit alweer drie uur
op een zonovergoten terras
Ze lacht
Ze klatert
Ze nipt met stijl
Ik, de hongerige held thuis
lijd in stilte
Ze appt:
“We blijven nog even hangen, schat.”
Wat betekent dat?
Een kwartier?
Of tot middernacht?
Hier staat een man
verlaten en bleek
in een keuken
zo leeg als zijn toekomst
op dit moment leek
De koelkast is hol
als een dichtbundel
zonder gevoel,
slechts een augurk
een ei
en een fles
chilisaus met doel
dat allang vergeten is
Zelfs de magnetron
staart me aan
met een blik van:
Doe het dan gewoon
Maar ik ben geen kok
Ik ben een dichter in nood
mijn enige pan is krom
en m’n oven is dood
Waar is de vrouw
die weet hoe de wok
niet explodeert
bij het aanzetten
van de kookstand op “kok”?
Ze proost
Ze toast
Ze leeft het leven
Ik tel de crackers
Nog zeven.
De hond
bekijkt me met medelijden in zijn blik
alsof hij denkt:
Zonder haar ben jij niks
O, minnares der bitterballen
godin van de borrelplank
Kom thuis
breng snacks
wees mijn eetverlosser dank!
Of stuur op z’n minst
een bezorger mijn kant op
want ik overweeg nu
serieus een boterham met stroop
Tot die tijd:
ik overleef
Ik lijd
Een man
Alleen In de eetstrijd
Maar als zij straks thuiskomt
lichtelijk rozig,
zeg ik:
Lieverd, ik miste je.
(en “Wat eten we?)