
Ze lopen, drie generaties
langs een pad dat niets vraagt
behalve stappen
De jongste loopt vooruit
alsof tijd een wedstrijd is
en hij al weet wie wint
Achter hem schuifelt
een vader met zijn vader
woorden hangen als bladeren
tussen hun schouders
Het bankje kijkt toe
zwijgend van hout
weet dat zitten soms
zwaarder weegt dan lopen
Vandaag blijft het leeg
maar niet alleen
het draagt het geheim
dat samen zijn
geen plek nodig heeft
tot iemand terugkomt
en merkt dat het bankje
nog warm is van vroeger
