De Tuinbouwschool

In de zesde klas was Toontje wel een probleemgeval. Uit de Cito toets bleek dat mijn niveau erg laag was, Toontje kon niet leren en was ook niet handig. Er werd dus besloten dat ik maar naar de Tuinbouwschool moest gaan. Het maakte mij niet zoveel uit waar ik heen moest, misschien was het wel leuk. Dat leuke was er heel snel vanaf. Het was een oud houten schoolgebouw aan de Lomanlaan en in mijn klas zaten alleen maar kinderen van boeren en tuinders uit de Betuwe, dat waren geen kinderen waar ik veel mee had. Gelukkig zat er ook nog een jongen uit Utrecht in de klas, Martin. Hij kwam uit Zuilen en was net als ik een FC Utrecht supporter. Wij hadden al snel een klik en werden goede maatjes. Martin was met een hoop zaken wat wijzer en slimmer dan ik op die leeftijd, zeker op het gebied van spijbelen, rottigheid uithalen heb ik het  nodige van hem geleerd.
Zondags kwamen we elkaar tegen op de Bunnikside. Martin had toen een vlag van vijf meter lang, dat was in die tijd best bijzonder. Die vlaggen mocht je in die tijd gewoon aan een houten stok vastmaken en die houten stokken kwamen ons nog wel eens van pas. Daar kom ik  later in een andere Woordenbende wel op terug. Beiden hechtten wij veel waarde aan onze vrijheid, maar deze vrijheid moest dus wel ten koste gaan van de schooltijd. In die ‘vrije tijd’ hingen wij vaak in Hoog Catharijne rond of zwierven wat door de stad, wij vermaakten ons wel.
Zo ook in de praktijklessen op school. Dit betekende dat je moest leren spitten. De grond los gooien zodat er groenten of aardappelen konden worden gepoot. Volgens de leraren moest de grond helemaal vlak tot bijna waterpas zijn na het omspitten. Dat is iets wat mij nog nooit gelukt is en dat betekende dat je het hele stuk opnieuw mocht omspitten. De aardappelen waren voor ons meer een goed om mee te gooien naar voorbijgangers of leraren die niet keken. De directeur, in onze ogen een kampbeul, stond ons vaak langs de kant in de gaten te houden. Hij moest ons altijd hebben, dus besloten wij dat die ‘beul’ maar even een lesje moest worden geleerd. Wij droegen een aantal klasgenoten op om een paar aardappels in hun zakken te stoppen. Na de les verzamelden wij deze aardappels en slopen naar de auto van de directeur. Daar hebben wij zijn hele uitlaat volgestopt met aardappelen, die sloegen we met een hamer de uitlaat in om vervolgens op afstand te kijken wat er zou gebeuren. Die auto startte van zijn levensdagen niet. De motorkap ging open, de auto werd aangeduwd, niets hielp. En wij maar op een veilige afstand lachend toekijken. Na een klein uur verscheen de Wegenwacht. Op een gegeven moment kwamen ze er achter wat er aan de hand was. De volgende dag werd iedereen bij elkaar geroepen en werd er gedreigd met schorsingen wanneer de schuldigen zich niet zouden melden. Natuurlijk is er dan altijd eentje die de boel verlinkt en dat was dan ook gelijk het einde van onze carrière op de Tuinbouwschool, een school waar jongens zoals wij uit de stad niet thuishoren.

De Tuinbouwschool, een gebouw van hout
Je leerde wat er op het land werd verbouwd 
Aardappels groeien niet op een hobbelig veld
Alles groeit waterpas werd verteld

Van het schoolhoofd mochten wij niet met aardappelen gooien 
Want met eten ga je niet lopen klooien
In de uitlaat van zijn auto pasten vele aardappelen 
Hierdoor wilde zijn auto niet starten 

Er moest iemand boeten voor dit geintje
De directeur eiste van ons een seintje
Een verraad uit angst betekende een gewenste strop
En een korte Tuinbouwschool carrière zat erop

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *